Op woensdag 30 maart oordeelde het gerechtshof in Den Haag dat het Openbaar Ministerie (OM) niet tot strafrechtelijke vervolging van dominee Kort over hoeft te gaan. Leon Houtzager had het hof in een artikel 12 procedure gevraagd om het OM hier toe aan te zetten.
Houtzager had aangifte wegens groepsbelediging gedaan na een brief die ds. Kort aan de gemeenteraad van Krimpen aan den IJssel had gestuurd. In die brief had Kort onder andere geschreven dat de LHBTI+ gemeenschap de oorzaak van de coronapandemie zou zijn.
Het gerechtshof oordeelde in de door Houtzager aangespannen artikel 12 procedure echter dat dergelijke uitingen ‘louter zijn te beschouwen als een weergave van de geloofsopvatting van beklaagde. Gelet op de gekozen bewoordingen zijn de uitlatingen naar het oordeel van het hof ook niet als onnodig grievend aan te merken. Van strafbare groepsbelediging of het aanzetten tot discriminatie is onder deze omstandigheden dan ook geen sprake.’
Met andere woorden: wat de dominee had geschreven is volgens het gerechtshof niets anders dan een uiting van zijn geloof.
Houtzager was het daar niet mee eens. ‘Waarom mogen gelovigen meer zeggen dan ongelovigen?’ was de vraag die hij aan het Hof stelde.
De voor de LHBTI+ gemeenschap onbevredigende afloop van deze zaak doet denken aan de uitspraak in de zaak van een mishandeling van een homoseksuele man in Dordrecht. Hierbij oordeelde de rechtbank dat schelden met ‘kankerhomo’ niet als belediging mocht worden gezien. Dergelijke uitingen waren slechts ‘illustratief voor het dagelijks taalgebruik van de verdachten’. Tanja Ineke, toenmalig voorzitter van COC Nederland, vroeg zich destijds af waar de grens dan wél zou liggen.
Ook nu is de vraag waar de grens dan wel ligt. Houtzagers grens is in ieder geval nog niet bereikt, ondanks het feit dat er tegen de uitspraak geen beroep meer mogelijk is. ‘Ik heb altijd gezegd dat als het juridisch ophoudt, dan ga ik er in de politiek mee verder. Aan de andere kant ben ik wel blij met het oordeel van het Hof. Hiermee heb ik aangetoond dat religieuze en niet-religieuze mensen niet gelijk worden behandeld. Ik hoop in de politiek voor elkaar te krijgen dat deze uitspraken op een andere manier gaan worden getoetst,’ laat hij desgevraagd weten.
Ook is het nu de vraag welke vrijheden religieuze personen zich dankzij deze uitspraak nog meer kunnen veroorloven. Het gerechtshof wijst met de uitspraak de LHBTI+ gemeenschap feitelijk aan als vogelvrijverklaarde zondebok voor orthodox-religieuzen. Met een beroep op de vrijheid van godsdienst kunnen die ongetwijfeld nog veel meer ziektes bedenken waarvan ze de LHBTI+gemeenschap de schuld kunnen geven.
Maar dat mogen LHBTI+ personen niet beledigend vinden.
De vrijheid van religie is namelijk heilig.